1945-1964

 

     Hoewel Lilien zijn werkzaamheden bij FCP in Pernis hervat, blijft het gezin in Den Haag wonen. In 1947 gaat er zijn Vierde Symfonie in première met als laatste deel een verbluffende negenstemmige tripelfuga. Het koorwerk Deux poèmes de Joachim du Bellay, in 1948 geschreven voor Felix de Nobel en het Nederlands Kamerkoor, moet tot 2010 wachten op zijn wereldpremière door Kamerkoor Ad Libitum onder leiding van Frank de Groot.

  Joris Lilien herinnert zich dat zijn vader ’s avonds vaak partijen zat uit te schrijven, terwijl zijn moeder voorlas uit André Gide, Simone de Beauvoir en Jean-Paul Sartre.  Een boek met karikaturen van Daumier ligt steevast op een tafeltje.

Ignace Lilien en echtgenote in Den Haag, 1947

 

 

© J.J. Lilien


     Aan het eind van de jaren 1940 begon Lilien een studie Spaans ter voorbereiding op uiteindelijk drie reizen die hij in opdracht van zijn werkgever zal maken naar Zuid-Amerika. Zijn œuvre breidt zich uit met muziek vol Zuidamerikaanse invloeden, zoals in liederen op teksten van vooraanstaande dichters als Alfonsina Storni en Ildefonso Pereda Valdés. Ook het orkestwerk Les palmes dans le vent  uit 1950 is met zijn specifieke ritmes en instrumentale kleuren duidelijk geïnspireerd door zijn verblijf in Zuid-Amerika.

met (links) Hilda Balbiani, van wie Lilien in 1951 drie gedichten toonzette

© J.J. Lilien

1952, Recife (Pernambuco)

© J.J. Lilien

 


     In de laatste jaren van zijn dienstbetrekking bij FCP is Lilien vertegenwoordiger voor de Benelux. Het stelt hem in staat regelmatig in Brussel wonende vrienden op te zoeken als Stefan Askenase en het echtpaar/duo Lola Bobesco en Jacques Genty, dat in 1955 onder leiding van Hein Jordans de eerste uitvoeringen van zijn Concerto voor viool, piano en orkest verzorgt. Opmerkelijk in deze periode zijn de 24 Hiéroglyphes (1956), korte muzikale formules die uitnodigen tot improvisatie aan de piano. En uit een schoolcantate als A negro girl goes to school (1957-58) blijkt dat Liliens betrokkenheid bij slachtoffers van een samenleving onverkort groot is.

Stefan Askenase en echtgenote in 1955    

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

      

                                                                © J.J. Lilien

 

 

Ignace Lilien aan zijn bureau met achter hem foto's van de danser Harald Kreutzberg (geboren in Reichenberg), de zangeres Han Ribbius (aan wie hij het derde van zijn Vier Bettlerlieder opdroeg), Herman Teirlinck, Stefan Askenase, Lola Bobesco en Bernard Shaw

 

 

© J.J. Lilien

 

 

     Ignace Lilien overleed, niet zo heel lang na zijn pensionering, op 10 mei 1964.

 

                        

                              Begraafplaats Nieuw Eykenduynen te Den Haag